Schilderij van hoeve De Roobaert.

donderdag 17 januari 2019

Op het spoor van de daders


Omdat men meer en meer de zekerheid verkreeg dat het hier wel degelijk een laffe roofmoord betrof – de ijzeren doos waarin de slachtoffers hun geld bewaarden werd immers niet teruggevonden en ook het opgelegd vlees was uit de kuipen verdwenen – werd het onderzoek men de meeste ijver voortgezet.
Tijdens hetzelfde werd in de puinen van de uitgebrande schuur een vest gevonden, waarin papieren staken van een zekere Remi Vanderplancke van Sint-Léger in de buurt van Moeskroen. 

In tegenwoordigheid gebracht van zijn vest die de voor hem bezwarende maalvergunning bevatte, zag hij al snel in dat hij de feiten niet kon loochenen en legde hij bekentenissen af. Hij had ter plaatse zijn overjas en jas uitgetrokken en toen de brand uitgebroken was had hij in zijn haast om te vluchten zijn overjas aangetrokken en zijn vest vergeten.
Deze persoon, ongeveer dertig jaar oud, zoon van een welstellende landbouwer, werd dan ook aangehouden en deze week op donderdag naar Ieper overgebracht, ten einde verhoord te worden en uitleg te verschaffen over de omstandigheden in dewelke zijn vest daar in het huis van de misdaad is geraakt.
De verdachte werd voor de heer onderzoeksrechter gebracht en, naar we konden vernemen, werden ten gevolge deze ondervraging nog twee andere personen aangehouden. Ze werden nog diezelfde avond naar Ieper overgebracht. Beide personen waren afkomstig van Dottenijs. Het betrof de knecht van de hofstede Vanderplancke en dies schoonbroer.
Met spanning wordt de uitslag van het onderzoek verwacht en moest men hier werkelijk de hand gelegd hebben op de ware daders van deze afschuwelijke misdaad, zou dat een grote opluchting betekenen voor de ontstemde gemoederen van de bewoners van Geluwe en het omliggende, en zou het recht alle lof verdienen voor zijn kordaat en met zo’n goede uitslag bekroond optreden.

Uit " Het Ypersche" van 28/2 en 7/3 1941

Artikel uit het erfgoed tijdschrift “GILWE”

 Tijdens W.O. II werd er clandestien veel tabak verhandeld. Op 21 feb. 1941 kwamen drie “blauwers” (tabaksmokkelaars) tabak kopen in De Roobaard. Tijdens het afwegen in de schuur schoten ze Margriet en Hector dood en stalen al het aanwezige geld en ook het vlees uit de kelder. Ze staken de schuur en het huis in brand om alle sporen uit te wissen. Boven lag het dochtertje Yvonne (9 jaar oud) te slapen. Ze is in de brand gebleven.

In de loop van de namiddag vond Jules DEGRANDE (vader van Robert, echtgenoot Paula Desimpelaere). Hij vermoedde dat die jas niet van Hector was, nam die mee in een emmer en zette die in een serre op het erf van Julien VERMEERSCH die een eind verderop, richting Beselare woonde.

Ondertussen kwamen tientallen nieuwsgierige dorpelingen naar de plaats van het drama. De dienstdoende veldwachters moesten de kijklustigen wegduwen en beweerden achteraf dat ze iemand hadden opgemerkt die nerveus aan het zoeken was naar iets… het bleek een van de moordenaars te zijn die op zoek was naar zijn vergeten jas.

 ’s Anderendaags ging veldwachter Albert LAMPAERT (beter gekend als “Berten de garde”) op onderzoek en Jules DEGRANDE vertelde hem over de jas. Berten ging onmiddellijk naar Julien VERMEERSCH en vond in de binnenzak van de jas een “maalvergunningsbewijs” met naam en adres !

Het parket ging die man opzoeken en het duurde niet lang voor hij door de mand viel en zijn beide companen kenbaar maakte. In de woning van deze laatsten werd ook het geld en het gestolen vlees terug gevonden.

 Zoon Georges die toen 13 jaar oud was, zat op internaat en is zo ontsnapt aan het drama. De drievoudige moord en de brandstichting haalden de krantenkoppen.

 De bekende marktzanger Achiel COPPENOLLE zong samen met zijn dochter “Het lied van de vreselijke moord” op alle markten van Zuid-Westvlaanderen.

Met dank aan: -familie Van Haverbeke -wijlen Delbecque Irène -Dierynck Germain -Lernout Stijn einde 8 GILWE De stic

De vreselijke misdaad in de Poperingenaar