Schilderij van hoeve De Roobaert.

vrijdag 18 januari 2019

De advokaten



Mr Delobel en Mr Leuridan uit Ieper namens de familie en het jongetje Georges Degrande

Mr. Nerinck uit Leuven namens de verzekering voor de eigendom van de familie Vanryckeghem

Mr. Rubbrecht namens het Openbaar Ministerie

Mr.Limpens uit Gent namens de verdediging van Vanderplancken

Mr.De Clerecq uit Kortrijk, verdediger voor Lefevere

Mr.Bernolet uit Brugge, tweede verdediger voor Lefevere

Mr. Debeuckelaer uit Gent verdediger voor Vandewalle

De drie schurken opgepakt.



Vander Plancke Remi

Hij is 30 jaar oud en woonde in St. Léger in de buurt van Moeskroen. Hij is de zoon van een
welstellende landbouwer. Van hem werd door Jules Degrande zijn vest gevonden in de schuur
met daarin een maalvergunning op zijn naam.                                                                                                   Hij verbleef destijds in Congo, was daar officier van de gerechtelijke politie en ontving twee eretekens. Wegens een ziekte kwam hij terug en kwam op het slechte pad door kennis te maken met Lefevere en Vandewalle, aldus zijn verdediger Mr. Limpens uit Gent.

Bij het overlijden van zijn moeder huwde de vader met zijn meid. Volgens zijn advokaat Mr Bernolet
zou hij op straat gestuurd zijn


Lefevere Daniel,
31 jaar oud uit Dottignies was paarden geleider.
Bij het overlijden van zijn moeder huwde de vader met zijn meid. Volgens zijn advokaat Mr Bernolet zou hij op straat gestuurd zijn. Hij kwam terecht als knecht op de hoeve van Vander Plancken.  Volgens zijn advokaat Mr De Clercq uit Kortrijk verdiende hij 10 fr. per dag en had een kot als woning.

Bij hem vond men achter de horlogeklok een som van 14.800 frank.


Vandewalle Raf
Was 41 jaar en de schoonbroer van Lefevere. Hij was ook van Dottignies en paarden geleider op de hoeve van Vander Plancke. Hij was werkschuw, leefde als een parasiet, huwde en kreeg 3 kinderen. Bij hem vond men een geldbeugel met zeven briefjes van honderd frank en een hesp afkomstig van Degrande


Men neemt aan dat de daders vroeger in de herberg “De Roobaert” kwamen en goed op de hoogte waren van het huis en de welstand van hun slachtoffer.

Zelfs zou de moord een week vroeger gebeurd zijn nl op 13 februari als daar niet de schoonbroer van het slachtoffer Albert Dierynck ( mijn vader)  aanwezig geweest. Wellicht was hij daar nog na een kaartavond, want in de herberg kwamen regelmatig vrienden en buren kaarten.

De vreselijke misdaad in de Poperingenaar